Verbaal:
- duidelijk zijn in het hanteren van regels, geformuleerd in gedragstermen
- aandacht geven aan regels
- corrigeren op gedrag, niet op persoon
- waardering uitspreken als leerling zijn gedrag herstelt
- direct aanspreken als de situatie daar om vraagt
- afstemmen op de situatie
- positieve benadering van de leerling kiezen
- kunnen negeren, onderhandelen en afdwingen
- consequent zijn, een overtreding is een overtreding
|
Verbaal:
- corrigeren op de persoon “jij bent een domme leerling’
- een leerling denigreren of kwetsen
- generaliseren ‘jullie zijn altijd zo vervelend’
- retorische vragen stellen ‘zijn jullie doof’
- oude koeien uit de sloot halen
- de correctie uitstellen
- discussiëren als er geen discussie mogelijk is
- je gelijk willen krijgen als het daar niet om gaat
- bij elke kleinigheid meteen boos worden, reageren vanuit onmacht
- te star, te autoritair reageren.
|
Non-verbaal:
- (oog)contact houden
- congruent zijn in verbaal en non-verbaal gedrag
- echt luisteren naar wat leerlingen zeggen
- bewust eerst wachten op zelfregulatie, daarna kiezen wel/niet corrigeren en hoe
- individueel kunnen corrigeren, niet merkbaar voor de groep
- op leerlingen afstappen als het nodig is, daar even blijven
- een leerling de kans geven zich te herstellen
|
Non-verbaal:
- geen contact maken
- de leerling negeren
- wegkijken
- weglopen
- achteruit stappen als je corrigeert
- je kleiner maken
- alles wat duidt op onmacht
|